De voorzitter opent de zitting op 19/06/2023 om 20:03.
De jaarrekening van het af te sluiten boekjaar dient voor 30 juni van het volgende boekjaar goedgekeurd te worden.
De raad is bevoegd om de jaarrekening vast te stellen.
De beleidsrapporten van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn het meerjarenplan, de aanpassingen van het meerjarenplan en de jaarrekening. Deze vormen een geïntegreerd geheel.
De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stemmen over hun deel van elk beleidsrapport.
Nadat de raden zo het beleidsrapport elk voor hun deel hebben vastgesteld, keurt de gemeenteraad het deel van het beleidsrapport zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn goed. Door die goedkeuring wordt het beleidsrapport in zijn geheel geacht definitief vastgesteld te zijn.
De jaarrekening 2022 wordt toegelicht door de financieel directeur op de raadscommissie ondersteuning.
Artikel 1.
De jaarrekening 2022 bestaande uit de doelstellingenrealisatie, de doelstellingenrekening, de financiële toestand per 31/12, de exploitatie-, investerings- en liquiditeitenrekening, de balans en de staat van opbrengsten en kosten, wordt goedgekeurd:
Budgettair resultaat van het boekjaar: - € 172.802
Beschikbaar budgettair resultaat: + € 39.415
Autofinancieringsmarge: - € 50.985
Balanstotaal per 31/12: + € 126.094.178
Staat van opbrengsten en kosten per 31/12: tekort van het boekjaar: - € 3.526.536
De beleidsrapporten van de gemeente en het OCMW vormen een geïntegreerd geheel.
Het meerjarenplan bestaat uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting.
In de strategische nota van het meerjarenplan worden de beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren beleid geïntegreerd weergegeven.
In de financiële nota van het meerjarenplan wordt de financiële vertaling van de beleidsopties van de strategische nota weergegeven en wordt verduidelijkt hoe het financieel evenwicht wordt gehandhaafd.
De toelichting van het meerjarenplan bevat alle informatie over de verrichtingen en het ontwerp van meerjarenplan die relevant is voor de raadsleden om met kennis van zaken een beslissing te kunnen nemen.
Artikel 41 3° van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad bevoegd is voor de goedkeuring van de beleidsrapporten van het gemeentebestuur en het OCMW en de aanpassingen ervan.
Het advies van het managementteam dd. 26/05/23.
Artikel 1.
De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 vast, voor het gedeelte van het OCMW, omvattende de strategische nota, de financiële nota en de toelichting. De kredieten voor 2023 worden aangepast.
Momenteel boekt de financieel directeur, conform de geldende waarderingsregels, onwaarden zodra de insolvabiliteit van de schuldenaar bewezen is d.m.v. een extern stavingsdocument (einde collectieve schuldenregeling, verslag curator, fiscaal attest, verslag deurwaarder, …). Het nodige kostenkrediet (voor vorderingen <1 j) is voorzien op artikel 64200000 Minderwaarde op realisatie van operationele vorderingen / 003000 Fin.aangelegenheden.
Openstaande vorderingen blijven dus altijd voor hun nominale waarde open staan op de balans tot er ooit een waardevermindering op geboekt wordt.
Dit geeft aanleiding tot opmerkingen van binnenlands bestuur bij de controle van de jaarrekening, omdat er geen gebruik wordt gemaakt van een rekening dubieuze debiteuren. Hierbij wordt op balansniveau weergegeven dat niet alle vorderingen volledig geïnd gaan worden en wordt een deel van de vorderingen als dubieus gewaardeerd.
Door het gebruik maken van de rubriek dubieuze debiteuren wordt het vermogen van het lokaal bestuur correcter weergegeven op de balans.
Onder rubriek Activa I.B. wordt volgende paragraaf toegevoegd:
In geval er onzekerheid bestaat over de invorderbaarheid van bepaalde vorderingen, worden deze overgeboekt naar dubieuze debiteuren. Op de dubieuze debiteuren worden waardeverminderingen geboekt in functie van de ouderdom van de vordering,
Ouder dan 2 jaar - jonger dan 3jaar : 10%
Ouder dan 3 jaar - jonger dan 5 jaar : 40%
Ouder dan 5 jaar 50%
Ouder dan 10 jaar 100%
Het bestuur opteert ervoor om ook waardeverminderingen toe te passen als hun realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekhoudkundige waarde.
Volgens artikel 40 §3 stelt de gemeenteraad de reglementen vast, die onder meer betrekking kunnen hebben op het inwendige bestuur.
Besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus.
Enig artikel
De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de nieuwe waarderingsregels vast, geldend vanaf het dienstjaar 2023.
Volgens art.40 §3 stelt de gemeenteraad de gemeentelijke reglementen vast.
Toelichting financieel directeur op de raadscommissie ondersteuning dd. 07/06/23.
Enig artikel
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt het retributiereglement voor de aanrekening van administratieve kosten ten
gevolgen van niet-tijdige betaling van facturen goed.
Jaarlijks moet de algemeen directeur voor 30 juni aan de gemeenteraad verslag uitbrengen over de uitvoering van het systeem van organisatiebeheersing. Het MATT bereidde de rapportering in bijlage voor. Het document is gebaseerd op het vorig jaar goedgekeurde verbeteractieplan organisatiebeheersing (definitieve versie na aanvullingen n.a.v. audit financiële monitoring en milieuvergunningskwestie zwembad, VAB 21/11/2022). De recentste rapportering is direct herkenbaar aan de groene kleur in de tekst.
Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017; Art. 219
Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017; Art. 217-220 en 592
Enig artikel.
De raad neemt kennis van het voorgelegde jaarrapport organisatiebeheersing 2022.
Vanaf maart 2023 zijn alle steden en gemeenten in Vlaanderen verplicht om een deontologische commissie op te richten. Die moet erop toezien dat de lokale politieke mandaten op een verantwoorde manier ingevuld worden. Het Vlaams Parlement keurde het decreet deontologische commissie op 1 februari 2023 goed. Tot nu toe beschikte 1 op 3 lokale besturen over een deontologische commissie. In art. 39 van het decreet lokaal bestuur dat bepaalt dat de gemeenteraad een deontologische code aanneemt, wordt een bepaling opgenomen die de verplichting tot oprichting van een deontologische commissie inschrijft, alsook de minimale vertegenwoordiging van elke fractie in die deontologische commissie. Deze wijziging werkt ook door naar de raad voor maatschappelijk welzijn. Ook niet-gemeenteraadsleden en externe experts kunnen zetelen in de deontologische commissie. Het gaat om een gespecialiseerd orgaan waarin ook onafhankelijke experten als volwaardige leden kunnen zetelen, hetgeen betekent dat de deontologische commissie niet mag beschouwd worden als een gemeenteraadscommissie zoals bedoeld in art. 37 DLB.
De deontologische code regelt de wijze waarop de deontologische commissie samenkomt om te vergaderen, alsook het openbare of gesloten karakter van die vergaderingen. Art. 28 DBL, dat handelt over het openbare karakter van de vergaderingen en de uitzonderingen daarop, is niet van toepassing op de vergaderingen van de deontologische commissie. De deontologische code regelt de bevoegdheid van de deontologische commissie. Als de deontologische commissie een onderzoek naar een inbreuk op de deontologische code heeft afgerond, brengt ze de gemeenteraad op de hoogte van dat onderzoek en van haar advies of uitspraak. De deontologische commissie kan zelf een einduitspraak doen en een berisping uitspreken bij een overschrijding van de deontologische code, maar het is ook mogelijk dat de deontologische commissie alleen advies verleent aan de gemeenteraad en dat die raad de einduitspraak doet. Die keuze behoort tot de autonomie van het lokaal bestuur.
Na de plenaire goedkeuring door het Vlaams Parlement, bekrachtigde de Vlaamse Regering dit voorstel van decreet op 3 februari 2023. Daarna werd de publicatie in het Belgisch Staatsblad aangevraagd. De nieuwe regeling gaat in 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Lokale besturen zijn al sinds 2007 verplicht om een deontologische code vast te leggen. De deontologische code is een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch correct te handelen als ze hun mandaat uitoefenen. De deontologische commissie zal toezien op die code.
De parlementsleden die het voorstel tot aanvulling van het decreet lokaal bestuur indienden, stelden vast dat door het bestaan van een deontologische commissie de deontologie in een gemeente automatisch het onderwerp gaat uitmaken van regelmatig debat. Een op de drie lokale besturen heeft vandaag al een deontologische commissie die toeziet op de naleving van de deontologische code. De indieners vinden dat in de huidige tijdsgeest en met de stijgende aandacht voor het integer en deontologisch uitoefenen van een politiek mandaat en het belang daarvan, het noodzakelijk is dat er een gespecialiseerd orgaan is dat zich uitspreekt over de toepassing van de deontologische code. Deze deontologische commissie is geen gemeenteraadscommissie zoals de eventuele andere commissies van de gemeenteraad. De samenstelling gebeurt volgens andere regels: naast minstens één lid van elke fractie in de raad is er eventueel plaats voor onafhankelijke experten. Voor de werking en de bevoegdheid van de deontologische commissie zijn er geen regels, die bepaalt het lokaal bestuur zelf.
Een code en een op papier samengestelde commissie zijn een begin, maar zeker zo belangrijk is het proces om tot die code te komen. Beter dan te moeten reageren op een vermeende schending van de deontologische code is met elkaar in gesprek gaan over wat wel en wat niet kan. Een deontologische code dient immers in de eerste plaats om de mandatarissen te beschermen. Als je bv. weet onder welke voorwaarden je geschenken mag aannemen of op uitnodigingen kan ingaan, dan weet jij ook wanneer dat niet kan. De oprichting van de deontologische code is alvast een goede aanleiding om het gesprek aan te gaan.
Door een wijziging van het decreet lokaal bestuur moeten vanaf 2 maart 2023 alle lokale besturen die nog geen deontologische commissie hebben er één oprichten. Dat moet zowel in de gemeente als in het OCMW. Lokale besturen die wel al een deontologische commissie hebben, moeten deze conformeren aan de nieuwe bepalingen daarover in het DLB.
De decreetwijziging werkt ook door het OCMW, en houdt in dat:
1. de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn elk een deontologische commissie moeten oprichten;
2. de deontologische codes van zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn regels moeten bevatten over de deontologische commissie, meer bepaalde over de:
3. de deontologische commissie van de gemeenteraad en die van de OCMW-raad bestaan beiden minstens uit één vertegenwoordiger per fractie in de gemeenteraad + 1 voorzitter (= de voorzitter van de gemeenteraad/OCMW-raad). Op deze manier zullen de commissies bestaan uit een gelijk aantal leden voor de meerderheidsfracties (2 leden + 1 voorzitter) en de oppositiefracties (3 leden).
Ook al is het juridisch nodig om voor de gemeente en het OCMW een aparte deontologische code en commissie te hebben, wordt er toch aangeraden om deze maximaal op elkaar af te stemmen. Het komt de duidelijkheid, de expertise van de leden en de praktische werking ten goede als de gemeentelijke deontologische commissie en die van het OCMW samengesteld zijn uit dezelfde mensen en gelijkaardige bevoegdheden en werkingsregels hebben.
Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017; Art. 74: De raad voor maatschappelijk welzijn neemt een deontologische code aan en richt een deontologische commissie op. De deontologische code regelt ook de samenstelling, werking en bevoegdheid van de deontologische commissie. De deontologische commissie bestaat minstens uit één vertegenwoordiger per fractie in de raad voor maatschappelijk welzijn.
Overleg tussen waarnemend algemeen directeur, voorzitter GR/RMW en voorzitters fracties:
Momenteel is er geen financiële weerslag verbonden aan de deontologische code.
Artikel 1.
De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de nieuwe deontologische code voor mandatarissen goed, zoals in bijlage.
Art. 2.
Deze nieuwe deontologische code vervangt de deontologische code die goedgekeurd werd door de raad voor maatschappelijk welzijn op 8 januari 2007.
Na goedkeuring van de deontologische code, dient de raad voor maatschappelijk welzijn een deontologische commissie op te richten.
Het aantal leden van de deontologische commissie bedraagt 1 per fractie en evenveel als het aantal fracties in de raad voor maatschappelijk welzijn, aangevuld met de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die toegevoegd wordt als voorzitter van de deontologische commissie. Onafhankelijke raadsleden vormen geen fractie en zijn niet vertegenwoordigd in de deontologische commissie.
Elke fractie wijst het mandaat in de commissie toe met een voordracht gericht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Stel dat de raadsvoorzitter voordrachten ontvangt voor meer dan één fractielid als lid van de commissie, dan beslist de raad. Bij deze voordracht kunnen ook één of meer plaatsvervangers aangeduid worden die in opgesomde volgorde het commissielid vervangen bij afwezigheid of wanneer die betrokken partij is. Een plaatsvervanger is een raadslid voorgedragen door dezelfde fractie, tenzij de fractie maar één lid telt. In dat geval kan ook een raadslid van een andere fractie voorgesteld worden. Een fractie kan tijdens de bestuursperiode steeds beslissen een ander lid aan te duiden en/of één of meer plaatsvervangers te vervangen of toe te voegen.
Aan alle fracties, vertegenwoordigd in de raad voor maatschappelijk welzijn, werd gevraagd om een kandidaat en plaatsvervanger( s)voor te dragen via een individuele akte van voordracht om te zetelen in de deontologische commissie.
Alle ingediende akten zijn ontvankelijk bevonden. Volgende leden worden voorgedragen:
Volgende leden worden voorgedragen als plaatsvervanger:
Overleg tussen waarnemend algemeen directeur, voorzitter GR/RMW en voorzitters fracties:
Momenteel is er geen financiële weerslag verbonden aan de oprichting van een deontologische commissie.
Enig artikel.
De raad voor maatschappelijk welzijn gaat akkoord met de oprichting van een deontologische commissie, met volgende samenstelling:
De aanhoudende vluchtelingencrisis met daarbovenop de opvang van door oorlog gevluchte Oekraïners, zorgt mede voor een structurele tekort aan woningen op de reguliere en sociale woningmarkt.
Een nefast gevolg hiervan is dat het lokaal opvanginitiatief (LOI) dicht slibt, de (erkende) vluchtelingen vinden m.a.w. quasi geen betaalbare en kwaliteitsvolle woning meer.
Daardoor is er een zeer moeizame doorstroming van vluchtelingen en kan het LOI geen opvang verlenen aan de Verzoekers voor Internationale Bescherming (lees: asielzoekers die nog in procedure zitten) en waarvoor het LOI in feite werd opgericht.
Deze moeizame doorstroming van vluchtelingen heeft financiële gevolgen die een financiële impact hebben op het lokaal bestuur.
Uit de financiële analyse blijkt de Lokale opvang verlieslatend:
Vanuit de administratie worden de volgende voorstellen geformuleerd:
Draagvlak creëren
Zowel op het structurele tekort aan betaalbare en toegankelijke woningen en de financieringsstroom heeft het lokaal bestuur weinig impact.
Het Lokaal bestuur heeft wel een stem en hoe meer draagkracht (ZORA/ provinciaal/ VVSG) hoe sterker en luider die stem.
SIGNAALfunctie naar hogere overheden- samen sterk
Signaal sturen naar en in overleg gaan met bovenlokaal bevoegde instanties:
Lokale actiepunten verder uitrollen
Verminderen Bottleneck
Door minder plaatsen aan te bieden binnen het LOI, verminder je de lokale druk om betaalbare woningen te zoeken op de private en sociale woningmarkt die nu al oververzadigd is en ontoereikend:
Voorstel 1. Behoud van het huidige aantal plaatsen
Tussentijdse acties :
Voorstel 2. Tijdelijke afbouw tot 13 plaatsen
Om de druk van de zoektocht naar betaalbare en toegankelijke woningen te verlagen leidt de tijdelijke afbouw tot 13 plaatsen tot een vermindering van nieuwe instroom.
Tussentijdse acties :
Voorstel 3. Volledige afbouw
Tussentijdse acties :
Het raad voor maatschappelijk welzijn is voor dit agendapunt bevoegd op grond van artikel 78 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017
6° het goedkeuren van beheersovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten als vermeld in artikel 196;
Decreet lokaal bestuur 2017
Het dichtslibben van het lokaal opvanginitiatief dat een budgettaire impact heeft op het lokaal bestuur is te wijten aan de aanhoudende vluchtelingencrisis met daarbovenop de opvang van door oorlog gevluchte Oekraïners. Er heerst een structurele tekort aan woningen op de reguliere en sociale woningmarkt.
Kontich heeft haar rol maatschappelijke rol steeds humaan opgenomen: in 2019 werd door Fedasil het aantal plaatsen verminderd naar 13.
Het OCMW heeft gelet op de aanhoudende opvangproblematiek een capaciteit behouden van 25. Omwille van de woonkwaliteit is deze in 2023 verminderd naar 23.
Ook de huidige dienstverlening is afgestemd op een geïntegreerd en inclusieve inburgering. (verplichte rol in de 4e pijler inburgering). Tevens blijft het lokaal bestuur inzetten op de basisopdracht: art.1 van de OCMW wet: Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een Ieven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.
Evenwel komt de basisbehoefte “kwalitatief” wonen steeds meer in het gedrang.
De huidige bottleneck kan ontlast worden door tijdelijk minder plaatsen aan te bieden binnen het LOI. Hierdoor verminder je de lokale druk om betaalbare woningen te zoeken op de private en sociale woningmarkt die nu al oververzadigd is en ontoereikend.
Door de vrijgekomen kwalitatieve woonentiteiten over te dragen aan de nood- en Dak werking, creëert het lokaal bestuur een bijkomende buffer in afwachting van de opstart en een efficiënte werking van de nieuwe woonmaatschappij.
MATT advies : Het MATT geeft een positief advies voor de gedeeltelijke afbouw van het LOI naar 13 plaatsen ipv de huidige 23 plaatsen.
Sociale Dienst: Gelet op het structurele tekort aan betaalbare woningen staat de sociale dienst staat achter een gedeeltelijke afbouw en toewijzing van de vrijgekomen woningen aan de nood- en dakwerking.
Vanuit hun kernopdracht, de welstellendheid van de gemeente, rekening houdend met de geopolitieke ontwikkelingen, de ongekende ( sluimerende) grootte van de huidige crisis, en de mogelijks komende stromen van bijkomende vluchtelingen, wensen de medewerkers er op te wijzen dat een vermindering van het aantal verzoekers van internationale bescherming op korte en middellange termijn niet te verwachten is.
Art.1 De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de tijdelijke afbouw naar 13 opvangplaatsen goed
Art2. De raad voor maatschappelijk welzijn bevestigt de volgende ondersteuningsmaatregelen
Art 3. De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de toewijzing van de vrijgekomen woningen ten gevolge van de afbouw LOI plaatsen, aan de werking van de noodwoningen en DAK werking ( doorverhuren aan kansarmen) goed in afwachting van de opstart en efficiënte werking van de nieuwe woonmaatschappij.
Geen mondelinge vragen.
De voorzitter sluit de zitting op 19/06/2023 om 20:37.
Namens Raad voor Maatschappelijk Welzijn,
Kizzy Rombaut
Waarnemend algemeen directeur
Peter Lambrechts
Voorzitter